+31 6 17 03 50 62 info@macopleiding.nl
Selecteer een pagina
Apple privé computerles in het NH Leeuwenhorst

Apple toetscombinaties

10 mei 2020 | MacOS tips

Toetscombinaties op een Mac

Door bepaalde combinaties van toetsen in te drukken, kunt u acties uitvoeren waarvoor anders een muis, trackpad of ander invoerapparaat is vereist.

Voor het gebruik van een toetscombinatie houdt u een of meerdere speciale toetsen ingedrukt terwijl u de laatste toets van de toetscombinatie indrukt. Als u bijvoorbeeld de toetscombinatie Command-C (kopiëren) wilt gebruiken, houdt u Command ingedrukt, drukt u op C en laat u beide toetsen los. Mac-menu’s en -toetsenborden gebruiken vaak symbolen voor bepaalde toetsen, inclusief voor speciale toetsen:
 
Command (of Cmd) ⌘
Option (of Alt) ⌥
Caps Lock ⇪
Shift ⇧
Control (of Ctrl) ⌃
Fn

Op een toetsenbord dat is gemaakt voor een Windows-pc, gebruikt u de Alt-toets in plaats van Option en de toets met het Windows-logo in plaats van Command.

Sommige toetsen op bepaalde Apple toetsenborden hebben speciale symbolen en functies, zoals de toetsen voor de helderheid van het beeldscherm , de helderheid van de toetsenbordverlichting , Mission Control, enzovoort. Als u deze toetsen als F1, F2, F3 of andere standaard functietoetsen wilt gebruiken, combineert u ze met de Fn-toets.

Betekenins van de symbolen in menu's en op toetsenbord

Speciale toets

Symbool

Command
Symbool voor Command-toets
Shift
Symbool voor Shift-toets
Caps Lock

Option (Alt)
Symbool voor Option-toets
Control
Symbool voor Control-toets
Return
Symbool voor Return-toets
Enter

Backspace
Symbool voor Backspace-toets
Delete
Symbool voor Delete-toets
Pijl-omhoog
Symbool voor Pijl-omhoog-toets
Pijl-omlaag
Symbool voor Pijl-omlaag-toets
Pijl-links
Symbool voor Pijl-links-toets
Pijl-rechts
Symbool voor Pijl-rechts-toets
Pagina-omhoog
Symbool voor Pagina-omhoog-toets
Pagina-omlaag
Symbool voor Pagina-omlaag-toets
Top (Home)
Symbool voor Top-toets
End
Symbool voor End-toets
Tab rechts
Symbool voor Tab rechts-toets
Tab links
Symbool voor Tab links-toets
Escape (Esc)
Symbool voor Escape-toets
Toetscombinaties kopiëren, plakken en algemeen

Toetscombinatie

Beschrijving

Command + X Het geselecteerde onderdeel knippen en naar het klembord kopiëren.
Command + C Het geselecteerde onderdeel naar het klembord kopiëren.
Command + V De inhoud van het klembord in het huidige document of de huidige app plakken.
Command + Z Het vorige commando ongedaan maken. Druk op Command +Shift + Z om het commando opnieuw uit te voeren.
Command + A Alle onderdelen selecteren.
Command + F Het venster ‘Zoek’ openen of onderdelen in een document zoeken.
Command + G Het volgende exemplaar zoeken van het onderdeel dat je zoekt. Druk op Command + Shift + G om het vorige exemplaar te zoeken.
Command + H De vensters van de voorste app verbergen. Druk op Command + Option + H om de voorste app weer te geven en alle andere apps te verbergen.
Command + M Het voorste venster in het Dock minimaliseren. Druk op Command + Option + M om alle vensters van de voorste app te minimaliseren.
Command + N Een nieuw document of venster openen.
Command + O Het geselecteerde onderdeel openen of een dialoogvenster openen om een bestand te selecteren en te openen.
Command + P Het huidige document afdrukken.
Command + S Het huidige document bewaren.
Command + W Het voorste venster sluiten. Druk op Command + Option + W om alle vensters van de app te sluiten.
Command + Q De huidige app sluiten.
Command + Option + Esc Een app kiezen die je geforceerd wilt stoppen.
Command + Tab In de geopende apps naar de app schakelen die je het laatst hebt gebruikt.
Command + Shift + 5 Het hulpprogramma Schermafbeelding openen. Je kunt ook schermafbeeldingen maken met de volgende toetscombinaties:

  • Druk op Command + Shift + 3 om een schermafbeelding van het hele scherm te maken.
  • Druk op Command + Shift + 4 om een schermafbeelding van het geselecteerde gebied op het scherm te maken.
Toetscombinaties sluimerstand, uitloggen en uitzetten

Toetscombinatie

Beschrijving

Aan/uit-knop De Mac aanzetten of uit de sluimerstand halen. Houd de knop 1,5 seconden ingedrukt om de Mac in de sluimerstand te zetten.* Houd de knop ingedrukt om de Mac geforceerd uit te zetten.
Option-Command-Aan/uit-knop De Mac in de sluimerstand zetten.
Option-Command-Uitwerpknop  De Mac in de sluimerstand zetten.
Command + Z Het vorige commando ongedaan maken. Druk op Command +Shift + Z om het commando opnieuw uit te voeren.
Command + A Alle onderdelen selecteren.
Command + F Het venster ‘Zoek’ openen of onderdelen in een document zoeken.
Command + G Het volgende exemplaar zoeken van het onderdeel dat je zoekt. Druk op Command + Shift + G om het vorige exemplaar te zoeken.
Command + H De vensters van de voorste app verbergen. Druk op Command + Option + H om de voorste app weer te geven en alle andere apps te verbergen.
Command + M Het voorste venster in het Dock minimaliseren. Druk op Command + Option + M om alle vensters van de voorste app te minimaliseren.
Command + N Een nieuw document of venster openen.
Command + O Het geselecteerde onderdeel openen of een dialoogvenster openen om een bestand te selecteren en te openen.
Command + P Het huidige document afdrukken.
Command + S Het huidige document bewaren.
Command + W Het voorste venster sluiten. Druk op Command + Option + W om alle vensters van de app te sluiten.
Command + Q De huidige app sluiten.
Command + Option + Esc Een app kiezen die je geforceerd wilt stoppen.
Command + Tab In de geopende apps naar de app schakelen die je het laatst hebt gebruikt.
Command + Shift + 5

Het hulpprogramma Schermafbeelding openen. Je kunt ook schermafbeeldingen maken met de volgende toetscombinaties:

  • Druk op Command + Shift + 3 om een schermafbeelding van het hele scherm te maken.
  • Druk op Command + Shift + 4 om een schermafbeelding van het geselecteerde gebied op het scherm te maken.
Finder en systeemcombinaties
Command-B:  De geselecteerde tekst vet weergeven of vette tekst in- en uitschakelen. 
Command-I:  De geselecteerde tekst cursief weergeven of cursieve tekst in- of uitschakelen.
Command-K:  Een webkoppeling toevoegen.
Command-U:  De geselecteerde tekst onderstrepen of onderstreping in- of uitschakelen.
Command-T:  Het venster ‘Lettertypen’ weergeven of verbergen.
Command-D:  De map ‘Bureaublad’ selecteren in een dialoogvenster voor het openen of bewaren van documenten.
Control-Command-D:  De definitie van het geselecteerde woord weergeven of verbergen.
Shift-Command-Dubbele punt (:):  Het venster ‘Spelling en grammatica’ weergeven.
Command-Puntkomma (;):  Woorden met spelfouten in het document zoeken.
Option-Delete:  Het woord links van het invoegpunt verwijderen.
Control-H:  Het teken links van het invoegpunt verwijderen. Of gebruik Delete.
Control-D:  Het teken rechts van het invoegpunt verwijderen. Of gebruik Fn-Delete.
Fn-Delete:  Voorwaarts wissen op toetsenborden zonder toets voor voorwaarts wissen. Of gebruik Control-D.
Control-K:  De tekst tussen het invoegpunt en het einde van de regel of de alinea wissen.
Fn-Pijl omhoog:  Pagina omhoog: één pagina omhoog scrollen. 
Fn-Pijl omlaag:  Pagina omlaag: één pagina omlaag scrollen.
Fn-Pijl naar links:  Home: naar het begin van een document scrollen.
Fn-Pijl naar rechts:  End: naar het einde van een document scrollen.
Command-Pijl omhoog:  Het invoegpunt naar het begin van een document verplaatsen.
Command-Pijl omlaag:  Het invoegpunt naar het einde van een document verplaatsen.
Command-Pijl naar links:  Het invoegpunt naar het begin van de huidige regel verplaatsen.
Command-Pijl naar rechts:  Het invoegpunt naar het einde van de huidige regel verplaatsen.
Option-Pijl naar links:  Het invoegpunt naar het begin van het vorige woord verplaatsen.
Option-Pijl naar rechts:  Het invoegpunt naar het einde van het volgende woord verplaatsen.
Shift-Command-Pijl omhoog:  De tekst tussen het invoegpunt en het begin van het document selecteren.
Shift-Command-Pijl omlaag:  De tekst tussen het invoegpunt en het einde van het document selecteren.
Shift-Command-Pijl naar links:  De tekst tussen het invoegpunt en het begin van de huidige regel selecteren.
Shift-Command-Pijl naar rechts:  De tekst tussen het invoegpunt en het einde van de huidige regel selecteren.
Shift-Pijl omhoog:  De tekstselectie uitbreiden naar het dichtstbijzijnde teken op dezelfde horizontale positie in de vorige regel.
Shift-Pijl omlaag:  De tekstselectie uitbreiden naar het dichtstbijzijnde teken op dezelfde horizontale positie in de volgende regel.
Shift-Pijl naar links:  De tekstselectie met één teken naar links uitbreiden.
Shift-Pijl naar rechts:  De tekstselectie met één teken naar rechts uitbreiden.
Option-Shift-Pijl omhoog:  De tekstselectie naar het begin van de huidige alinea uitbreiden, vervolgens naar het begin van de vorige alinea indien opnieuw ingedrukt.
Option-Shift-Pijl omlaag:  De tekstselectie naar het einde van de huidige alinea uitbreiden, vervolgens naar het einde van de volgende alinea indien opnieuw ingedrukt.
Option-Shift-Pijl naar links:  De tekstselectie naar het begin van het huidige woord uitbreiden, vervolgens naar het begin van het vorige woord indien opnieuw ingedrukt.
Option-Shift-Pijl naar rechts:  De tekstselectie naar het einde van het huidige woord uitbreiden, vervolgens naar het einde van het volgende woord indien opnieuw ingedrukt.
Control-A:  Naar het begin van een regel of alinea gaan.
Control-E:  Naar het einde van een regel of alinea gaan.
Control-F:  Eén teken naar voren verplaatsen.
Control-B:  Eén teken naar achteren verplaatsen.
Control-L:  De cursor of selectie centreren in het zichtbare gedeelte.
Control-P:  Eén regel omhoog verplaatsen.
Control-N:  Eén regel omlaag verplaatsen.
Control-O:  Een nieuwe regel na het invoegpunt invoeren.
Control-T:  Het teken na het invoegpunt en het teken vóór het invoegpunt omwisselen.
Command-Linker accolade ({):  Links uitlijnen.
Command-Command-Rechter accolade (}):  Rechts uitlijnen.
Shift-Command-Verticale streep (|):  Centreren.
Option-Command-F:  Naar het zoekveld gaan. 
Option-Command-T:  Een knoppenbalk in een programma weergeven of verbergen.
Option-Command-C:  Kopieer stijl: de opmaakinstellingen van het geselecteerde item naar het klembord kopiëren.
Option-Command-V:  Plak stijl: de gekopieerde stijl op het geselecteerde item toepassen.
Option-Shift-Command-V:  Plak en pas stijl aan: de stijl van de omliggende inhoud toepassen op het item dat erin wordt geplakt.
Option-Command-I:  Het infovenster weergeven of verbergen.
Shift-Command-P:  Pagina-instelling: een venster voor de selectie van documentinstellingen weergeven.
Shift-Command-S:  Het dialoogvenster ‘Bewaar als’ weergeven of het huidige document kopiëren.
Shift-Command-Minteken (-):  Het geselecteerde item verkleinen.
Shift-Command-Plusteken (+):  Het geselecteerde item vergroten. Command-Gelijkteken (=) voert dezelfde functie uit.
Shift-Command-Vraagteken (?):  Het Help-menu openen.
Toetscombinaties tijdens het opstarten van een Mac
Command (⌘)-R: Opstarten met het ingebouwde macOS Recovery-systeem.
Option-Command-R Opstarten met macOS Recovery via het internet. macOS Recovery installeert verschillende versies van macOS, afhankelijk van de toetscombinatie die u tijdens het opstarten gebruikt. Als uw Mac is beveiligd met een firmwarewachtwoord, wordt u gevraagd het wachtwoord in te voeren.
Shift-Option-Command-R  Opstarten met macOS Recovery via het internet. macOS Recovery installeert verschillende versies van macOS, afhankelijk van de toetscombinatie die u tijdens het opstarten gebruikt. Als uw Mac is beveiligd met een firmwarewachtwoord, wordt u gevraagd het wachtwoord in te voeren.
Option (⌥) of Alt:  Opstarten met Opstartbeheer, waarin u een andere beschikbare opstartschijf kunt kiezen. Als uw Mac is beveiligd met een firmwarewachtwoord, wordt u gevraagd het wachtwoord in te voeren.
Option-Command-P-R:  Het NVRAM of PRAM opnieuw instellen. Als uw Mac is beveiligd met een firmwarewachtwoord, negeert de Mac deze toetscombinatie of wordt deze opgestart met macOS Recovery. 
Shift (⇧):  Opstarten in de veilige modus. Werkt niet bij gebruik van een firmwarewachtwoord.
D:  Opstarten met het hulpprogramma Diagnostische informatie Apple. U kunt ook Option-D gebruiken om met dit hulpprogramma op te starten via internet. Werkt niet bij gebruik van een firmwarewachtwoord.
N:  Opstarten vanaf een NetBoot-server, als uw Mac opstartvolumes op het netwerk ondersteunt. Houd Option-N ingedrukt als u met een standaardschijfkopie voor opstarten vanaf de server wilt opstarten. Werkt niet bij gebruik van een firmwarewachtwoord.
Command-S:  Opstarten in de modus voor één gebruiker. Werkt niet bij macOS Mojave of hoger, of bij gebruik van een firmwarewachtwoord.
T:  Opstarten in de doelschijfmodus. Werkt niet bij gebruik van een firmwarewachtwoord.
Command-V:  Opstarten in de gedetailleerde modus. Werkt niet bij gebruik van een firmwarewachtwoord.
Verwijder (⏏) of F12 of muisknop of knop van het trackpad:  verwisselbare media zoals een optische schijf verwijderen. Werkt niet bij gebruik van een firmwarewachtwoord.
Toetscombinaties voor documenten
Command-B:  De geselecteerde tekst vet weergeven of vette tekst in- en uitschakelen. 
Command-I:  De geselecteerde tekst cursief weergeven of cursieve tekst in- of uitschakelen.
Command-K:  Een webkoppeling toevoegen.
Command-U:  De geselecteerde tekst onderstrepen of onderstreping in- of uitschakelen.
Command-T:  Het venster ‘Lettertypen’ weergeven of verbergen.
Command-D:  De map ‘Bureaublad’ selecteren in een dialoogvenster voor het openen of bewaren van documenten.
Control-Command-D:  De definitie van het geselecteerde woord weergeven of verbergen.
Shift-Command-Dubbele punt (:):  Het venster ‘Spelling en grammatica’ weergeven.
Command-Puntkomma (;):  Woorden met spelfouten in het document zoeken.
Option-Delete:  Het woord links van het invoegpunt verwijderen.
Control-H:  Het teken links van het invoegpunt verwijderen. Of gebruik Delete.
Control-D:  Het teken rechts van het invoegpunt verwijderen. Of gebruik Fn-Delete.
Fn-Delete:  Voorwaarts wissen op toetsenborden zonder toets voor voorwaarts wissen. Of gebruik Control-D.
Control-K:  De tekst tussen het invoegpunt en het einde van de regel of de alinea wissen.
Fn-Pijl omhoog:  Pagina omhoog: één pagina omhoog scrollen. 
Fn-Pijl omlaag:  Pagina omlaag: één pagina omlaag scrollen.
Fn-Pijl naar links:  Home: naar het begin van een document scrollen.
Fn-Pijl naar rechts: End:  naar het einde van een document scrollen.
Command-Pijl omhoog:  Het invoegpunt naar het begin van een document verplaatsen.
Command-Pijl omlaag:  Het invoegpunt naar het einde van een document verplaatsen.
Command-Pijl naar links:  Het invoegpunt naar het begin van de huidige regel verplaatsen.
Command-Pijl naar rechts:  Het invoegpunt naar het einde van de huidige regel verplaatsen.
Option-Pijl naar links:  Het invoegpunt naar het begin van het vorige woord verplaatsen.
Option-Pijl naar rechts:  Het invoegpunt naar het einde van het volgende woord verplaatsen.
Shift-Command-Pijl omhoog:  De tekst tussen het invoegpunt en het begin van het document selecteren.
Shift-Command-Pijl omlaag:  De tekst tussen het invoegpunt en het einde van het document selecteren.
Shift-Command-Pijl naar links:  De tekst tussen het invoegpunt en het begin van de huidige regel selecteren.
Shift-Command-Pijl naar rechts:  De tekst tussen het invoegpunt en het einde van de huidige regel selecteren.
Shift-Pijl omhoog:  De tekstselectie uitbreiden naar het dichtstbijzijnde teken op dezelfde horizontale positie in de vorige regel.
Shift-Pijl omlaag:  De tekstselectie uitbreiden naar het dichtstbijzijnde teken op dezelfde horizontale positie in de volgende regel.
Shift-Pijl naar links:  De tekstselectie met één teken naar links uitbreiden.
Shift-Pijl naar rechts:  De tekstselectie met één teken naar rechts uitbreiden.
Option-Shift-Pijl omhoog:  De tekstselectie naar het begin van de huidige alinea uitbreiden, vervolgens naar het begin van de vorige alinea indien opnieuw ingedrukt.
Option-Shift-Pijl omlaag:  De tekstselectie naar het einde van de huidige alinea uitbreiden, vervolgens naar het einde van de volgende alinea indien opnieuw ingedrukt.
Option-Shift-Pijl naar links:  De tekstselectie naar het begin van het huidige woord uitbreiden, vervolgens naar het begin van het vorige woord indien opnieuw ingedrukt.
Option-Shift-Pijl naar rechts:  De tekstselectie naar het einde van het huidige woord uitbreiden, vervolgens naar het einde van het volgende woord indien opnieuw ingedrukt.
Control-A:  Naar het begin van een regel of alinea gaan.
Control-E:  Naar het einde van een regel of alinea gaan.
Control-F:  Voorwaarts wissen op toetsenborden zonder toets voor voorwaarts wissen. Of gebruik Control-D.
Control-B:  Eén teken naar achteren verplaatsen.
Control-L:  De cursor of selectie centreren in het zichtbare gedeelte.
Control-P:  Eén regel omhoog verplaatsen.
Control-N:  Eén regel omlaag verplaatsen.
Control-O:  Een nieuwe regel na het invoegpunt invoeren.
Control-T:  Het teken na het invoegpunt en het teken vóór het invoegpunt omwisselen.
Command-Linker accolade ({):  Links uitlijnen.
Command-Command-Rechter accolade (}):  Rechts uitlijnen.
Shift-Command-Verticale streep (|):  Centreren.
Option-Command-F:  Naar het zoekveld gaan. 
Option-Command-T:  Een knoppenbalk in een programma weergeven of verbergen.
Option-Command-C:  Kopieer stijl: de opmaakinstellingen van het geselecteerde item naar het klembord kopiëren.
Option-Command-V:  Plak stijl: de gekopieerde stijl op het geselecteerde item toepassen.
Option-Shift-Command-V:  Plak en pas stijl aan: de stijl van de omliggende inhoud toepassen op het item dat erin wordt geplakt.
Option-Command-I:  Het infovenster weergeven of verbergen.
Shift-Command-P:  Pagina-instelling: een venster voor de selectie van documentinstellingen weergeven.
Shift-Command-S:  Het dialoogvenster ‘Bewaar als’ weergeven of het huidige document kopiëren.
Shift-Command-Minteken (-):  Het geselecteerde item verkleinen.
Shift-Command-Plusteken (+):  Het geselecteerde item vergroten. Command-Gelijkteken (=) voert dezelfde functie uit.
Shift-Command-Vraagteken (?):  Het Help-menu openen.
Toetscombinaties voor toegankelijkheid
Option-Command-F5 Toegankelijkheidsopties weergeven
of driemaal drukken op Touch ID (sluimerknop) op ondersteunde modellen1  
Command-F5 of Fn-Command-F5 VoiceOver in- of uitschakelen2
of Command ingedrukt houden en driemaal op Touch ID drukken op ondersteunde modellen1  
Control-Option-F8 of Fn-Control-Option-F8 VoiceOver-hulpprogramma openen (indien VoiceOver is ingeschakeld)2
Option-Command-8 Zoomen in- of uitschakelen3
Option-Command-plusteken (+) Inzoomen3
Option-Command-minteken (-) Uitzoomen3
Control-Option-Command-8 Kleuren omkeren4
Control-Option-Command-komma (,) Contrast verlagen
Control-Option-Command-punt (.) Contrast verhogen