Apple toetscombinaties
Toetscombinaties op een Mac
Door bepaalde combinaties van toetsen in te drukken, kunt u acties uitvoeren waarvoor anders een muis, trackpad of ander invoerapparaat is vereist.
Command (of Cmd) ⌘ |
Option (of Alt) ⌥ |
Caps Lock ⇪ |
Shift ⇧ |
Control (of Ctrl) ⌃ |
Fn |
Op een toetsenbord dat is gemaakt voor een Windows-pc, gebruikt u de Alt-toets in plaats van Option en de toets met het Windows-logo in plaats van Command.
Sommige toetsen op bepaalde Apple toetsenborden hebben speciale symbolen en functies, zoals de toetsen voor de helderheid van het beeldscherm , de helderheid van de toetsenbordverlichting
, Mission Control, enzovoort. Als u deze toetsen als F1, F2, F3 of andere standaard functietoetsen wilt gebruiken, combineert u ze met de Fn-toets.
Betekenins van de symbolen in menu's en op toetsenbord
Speciale toets |
Symbool |
---|---|
Command |
![]() |
Shift |
![]() |
Caps Lock |
⇪ |
Option (Alt) |
![]() |
Control |
![]() |
Return |
![]() |
Enter |
⌅ |
Backspace |
![]() |
Delete |
![]() |
Pijl-omhoog |
![]() |
Pijl-omlaag |
![]() |
Pijl-links |
![]() |
Pijl-rechts |
![]() |
Pagina-omhoog |
![]() |
Pagina-omlaag |
![]() |
Top (Home) |
![]() |
End |
![]() |
Tab rechts |
![]() |
Tab links |
![]() |
Escape (Esc) |
![]() |
Toetscombinaties kopiëren, plakken en algemeen
Toetscombinatie |
Beschrijving |
||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Command + X | Het geselecteerde onderdeel knippen en naar het klembord kopiëren. | ||||||||||
Command + C | Het geselecteerde onderdeel naar het klembord kopiëren. | ||||||||||
Command + V | De inhoud van het klembord in het huidige document of de huidige app plakken. | ||||||||||
Command + Z | Het vorige commando ongedaan maken. Druk op Command +Shift + Z om het commando opnieuw uit te voeren. | ||||||||||
Command + A | Alle onderdelen selecteren. | ||||||||||
Command + F | Het venster ‘Zoek’ openen of onderdelen in een document zoeken. | ||||||||||
Command + G | Het volgende exemplaar zoeken van het onderdeel dat je zoekt. Druk op Command + Shift + G om het vorige exemplaar te zoeken. | ||||||||||
Command + H | De vensters van de voorste app verbergen. Druk op Command + Option + H om de voorste app weer te geven en alle andere apps te verbergen. | ||||||||||
Command + M | Het voorste venster in het Dock minimaliseren. Druk op Command + Option + M om alle vensters van de voorste app te minimaliseren. | ||||||||||
Command + N | Een nieuw document of venster openen. | ||||||||||
Command + O | Het geselecteerde onderdeel openen of een dialoogvenster openen om een bestand te selecteren en te openen. | ||||||||||
Command + P | Het huidige document afdrukken. | ||||||||||
Command + S | Het huidige document bewaren. | ||||||||||
Command + W | Het voorste venster sluiten. Druk op Command + Option + W om alle vensters van de app te sluiten. | ||||||||||
Command + Q | De huidige app sluiten. | ||||||||||
Command + Option + Esc | Een app kiezen die je geforceerd wilt stoppen. | ||||||||||
Command + Tab | In de geopende apps naar de app schakelen die je het laatst hebt gebruikt. | ||||||||||
Command + Shift + 5 | Het hulpprogramma Schermafbeelding openen. Je kunt ook schermafbeeldingen maken met de volgende toetscombinaties:
|
Toetscombinaties sluimerstand, uitloggen en uitzetten
Toetscombinatie |
Beschrijving |
||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aan/uit-knop | De Mac aanzetten of uit de sluimerstand halen. Houd de knop 1,5 seconden ingedrukt om de Mac in de sluimerstand te zetten.* Houd de knop ingedrukt om de Mac geforceerd uit te zetten. | ||||||||||
Option-Command-Aan/uit-knop | De Mac in de sluimerstand zetten. | ||||||||||
Option-Command-Uitwerpknop ![]() |
De Mac in de sluimerstand zetten. | ||||||||||
Command + Z | Het vorige commando ongedaan maken. Druk op Command +Shift + Z om het commando opnieuw uit te voeren. | ||||||||||
Command + A | Alle onderdelen selecteren. | ||||||||||
Command + F | Het venster ‘Zoek’ openen of onderdelen in een document zoeken. | ||||||||||
Command + G | Het volgende exemplaar zoeken van het onderdeel dat je zoekt. Druk op Command + Shift + G om het vorige exemplaar te zoeken. | ||||||||||
Command + H | De vensters van de voorste app verbergen. Druk op Command + Option + H om de voorste app weer te geven en alle andere apps te verbergen. | ||||||||||
Command + M | Het voorste venster in het Dock minimaliseren. Druk op Command + Option + M om alle vensters van de voorste app te minimaliseren. | ||||||||||
Command + N | Een nieuw document of venster openen. | ||||||||||
Command + O | Het geselecteerde onderdeel openen of een dialoogvenster openen om een bestand te selecteren en te openen. | ||||||||||
Command + P | Het huidige document afdrukken. | ||||||||||
Command + S | Het huidige document bewaren. | ||||||||||
Command + W | Het voorste venster sluiten. Druk op Command + Option + W om alle vensters van de app te sluiten. | ||||||||||
Command + Q | De huidige app sluiten. | ||||||||||
Command + Option + Esc | Een app kiezen die je geforceerd wilt stoppen. | ||||||||||
Command + Tab | In de geopende apps naar de app schakelen die je het laatst hebt gebruikt. | ||||||||||
Command + Shift + 5 |
Het hulpprogramma Schermafbeelding openen. Je kunt ook schermafbeeldingen maken met de volgende toetscombinaties:
|
Finder en systeemcombinaties
Command-B: | De geselecteerde tekst vet weergeven of vette tekst in- en uitschakelen. |
Command-I: | De geselecteerde tekst cursief weergeven of cursieve tekst in- of uitschakelen. |
Command-K: | Een webkoppeling toevoegen. |
Command-U: | De geselecteerde tekst onderstrepen of onderstreping in- of uitschakelen. |
Command-T: | Het venster ‘Lettertypen’ weergeven of verbergen. |
Command-D: | De map ‘Bureaublad’ selecteren in een dialoogvenster voor het openen of bewaren van documenten. |
Control-Command-D: | De definitie van het geselecteerde woord weergeven of verbergen. |
Shift-Command-Dubbele punt (:): | Het venster ‘Spelling en grammatica’ weergeven. |
Command-Puntkomma (;): | Woorden met spelfouten in het document zoeken. |
Option-Delete: | Het woord links van het invoegpunt verwijderen. |
Control-H: | Het teken links van het invoegpunt verwijderen. Of gebruik Delete. |
Control-D: | Het teken rechts van het invoegpunt verwijderen. Of gebruik Fn-Delete. |
Fn-Delete: | Voorwaarts wissen op toetsenborden zonder toets voor voorwaarts wissen. Of gebruik Control-D. |
Control-K: | De tekst tussen het invoegpunt en het einde van de regel of de alinea wissen. |
Fn-Pijl omhoog: | Pagina omhoog: één pagina omhoog scrollen. |
Fn-Pijl omlaag: | Pagina omlaag: één pagina omlaag scrollen. |
Fn-Pijl naar links: | Home: naar het begin van een document scrollen. |
Fn-Pijl naar rechts: | End: naar het einde van een document scrollen. |
Command-Pijl omhoog: | Het invoegpunt naar het begin van een document verplaatsen. |
Command-Pijl omlaag: | Het invoegpunt naar het einde van een document verplaatsen. |
Command-Pijl naar links: | Het invoegpunt naar het begin van de huidige regel verplaatsen. |
Command-Pijl naar rechts: | Het invoegpunt naar het einde van de huidige regel verplaatsen. |
Option-Pijl naar links: | Het invoegpunt naar het begin van het vorige woord verplaatsen. |
Option-Pijl naar rechts: | Het invoegpunt naar het einde van het volgende woord verplaatsen. |
Shift-Command-Pijl omhoog: | De tekst tussen het invoegpunt en het begin van het document selecteren. |
Shift-Command-Pijl omlaag: | De tekst tussen het invoegpunt en het einde van het document selecteren. |
Shift-Command-Pijl naar links: | De tekst tussen het invoegpunt en het begin van de huidige regel selecteren. |
Shift-Command-Pijl naar rechts: | De tekst tussen het invoegpunt en het einde van de huidige regel selecteren. |
Shift-Pijl omhoog: | De tekstselectie uitbreiden naar het dichtstbijzijnde teken op dezelfde horizontale positie in de vorige regel. |
Shift-Pijl omlaag: | De tekstselectie uitbreiden naar het dichtstbijzijnde teken op dezelfde horizontale positie in de volgende regel. |
Shift-Pijl naar links: | De tekstselectie met één teken naar links uitbreiden. |
Shift-Pijl naar rechts: | De tekstselectie met één teken naar rechts uitbreiden. |
Option-Shift-Pijl omhoog: | De tekstselectie naar het begin van de huidige alinea uitbreiden, vervolgens naar het begin van de vorige alinea indien opnieuw ingedrukt. |
Option-Shift-Pijl omlaag: | De tekstselectie naar het einde van de huidige alinea uitbreiden, vervolgens naar het einde van de volgende alinea indien opnieuw ingedrukt. |
Option-Shift-Pijl naar links: | De tekstselectie naar het begin van het huidige woord uitbreiden, vervolgens naar het begin van het vorige woord indien opnieuw ingedrukt. |
Option-Shift-Pijl naar rechts: | De tekstselectie naar het einde van het huidige woord uitbreiden, vervolgens naar het einde van het volgende woord indien opnieuw ingedrukt. |
Control-A: | Naar het begin van een regel of alinea gaan. |
Control-E: | Naar het einde van een regel of alinea gaan. |
Control-F: | Eén teken naar voren verplaatsen. |
Control-B: | Eén teken naar achteren verplaatsen. |
Control-L: | De cursor of selectie centreren in het zichtbare gedeelte. |
Control-P: | Eén regel omhoog verplaatsen. |
Control-N: | Eén regel omlaag verplaatsen. |
Control-O: | Een nieuwe regel na het invoegpunt invoeren. |
Control-T: | Het teken na het invoegpunt en het teken vóór het invoegpunt omwisselen. |
Command-Linker accolade ({): | Links uitlijnen. |
Command-Command-Rechter accolade (}): | Rechts uitlijnen. |
Shift-Command-Verticale streep (|): | Centreren. |
Option-Command-F: | Naar het zoekveld gaan. |
Option-Command-T: | Een knoppenbalk in een programma weergeven of verbergen. |
Option-Command-C: | Kopieer stijl: de opmaakinstellingen van het geselecteerde item naar het klembord kopiëren. |
Option-Command-V: | Plak stijl: de gekopieerde stijl op het geselecteerde item toepassen. |
Option-Shift-Command-V: | Plak en pas stijl aan: de stijl van de omliggende inhoud toepassen op het item dat erin wordt geplakt. |
Option-Command-I: | Het infovenster weergeven of verbergen. |
Shift-Command-P: | Pagina-instelling: een venster voor de selectie van documentinstellingen weergeven. |
Shift-Command-S: | Het dialoogvenster ‘Bewaar als’ weergeven of het huidige document kopiëren. |
Shift-Command-Minteken (-): | Het geselecteerde item verkleinen. |
Shift-Command-Plusteken (+): | Het geselecteerde item vergroten. Command-Gelijkteken (=) voert dezelfde functie uit. |
Shift-Command-Vraagteken (?): | Het Help-menu openen. |
Toetscombinaties tijdens het opstarten van een Mac
Command (⌘)-R: | Opstarten met het ingebouwde macOS Recovery-systeem. |
Option-Command-R | Opstarten met macOS Recovery via het internet. macOS Recovery installeert verschillende versies van macOS, afhankelijk van de toetscombinatie die u tijdens het opstarten gebruikt. Als uw Mac is beveiligd met een firmwarewachtwoord, wordt u gevraagd het wachtwoord in te voeren. |
Shift-Option-Command-R | Opstarten met macOS Recovery via het internet. macOS Recovery installeert verschillende versies van macOS, afhankelijk van de toetscombinatie die u tijdens het opstarten gebruikt. Als uw Mac is beveiligd met een firmwarewachtwoord, wordt u gevraagd het wachtwoord in te voeren. |
Option (⌥) of Alt: | Opstarten met Opstartbeheer, waarin u een andere beschikbare opstartschijf kunt kiezen. Als uw Mac is beveiligd met een firmwarewachtwoord, wordt u gevraagd het wachtwoord in te voeren. |
Option-Command-P-R: | Het NVRAM of PRAM opnieuw instellen. Als uw Mac is beveiligd met een firmwarewachtwoord, negeert de Mac deze toetscombinatie of wordt deze opgestart met macOS Recovery. |
Shift (⇧): | Opstarten in de veilige modus. Werkt niet bij gebruik van een firmwarewachtwoord. |
D: | Opstarten met het hulpprogramma Diagnostische informatie Apple. U kunt ook Option-D gebruiken om met dit hulpprogramma op te starten via internet. Werkt niet bij gebruik van een firmwarewachtwoord. |
N: | Opstarten vanaf een NetBoot-server, als uw Mac opstartvolumes op het netwerk ondersteunt. Houd Option-N ingedrukt als u met een standaardschijfkopie voor opstarten vanaf de server wilt opstarten. Werkt niet bij gebruik van een firmwarewachtwoord. |
Command-S: | Opstarten in de modus voor één gebruiker. Werkt niet bij macOS Mojave of hoger, of bij gebruik van een firmwarewachtwoord. |
T: | Opstarten in de doelschijfmodus. Werkt niet bij gebruik van een firmwarewachtwoord. |
Command-V: | Opstarten in de gedetailleerde modus. Werkt niet bij gebruik van een firmwarewachtwoord. |
Verwijder (⏏) of F12 of muisknop of knop van het trackpad: | verwisselbare media zoals een optische schijf verwijderen. Werkt niet bij gebruik van een firmwarewachtwoord. |
Toetscombinaties voor documenten
Command-B: | De geselecteerde tekst vet weergeven of vette tekst in- en uitschakelen. |
Command-I: | De geselecteerde tekst cursief weergeven of cursieve tekst in- of uitschakelen. |
Command-K: | Een webkoppeling toevoegen. |
Command-U: | De geselecteerde tekst onderstrepen of onderstreping in- of uitschakelen. |
Command-T: | Het venster ‘Lettertypen’ weergeven of verbergen. |
Command-D: | De map ‘Bureaublad’ selecteren in een dialoogvenster voor het openen of bewaren van documenten. |
Control-Command-D: | De definitie van het geselecteerde woord weergeven of verbergen. |
Shift-Command-Dubbele punt (:): | Het venster ‘Spelling en grammatica’ weergeven. |
Command-Puntkomma (;): | Woorden met spelfouten in het document zoeken. |
Option-Delete: | Het woord links van het invoegpunt verwijderen. |
Control-H: | Het teken links van het invoegpunt verwijderen. Of gebruik Delete. |
Control-D: | Het teken rechts van het invoegpunt verwijderen. Of gebruik Fn-Delete. |
Fn-Delete: | Voorwaarts wissen op toetsenborden zonder toets voor voorwaarts wissen. Of gebruik Control-D. |
Control-K: | De tekst tussen het invoegpunt en het einde van de regel of de alinea wissen. |
Fn-Pijl omhoog: | Pagina omhoog: één pagina omhoog scrollen. |
Fn-Pijl omlaag: | Pagina omlaag: één pagina omlaag scrollen. |
Fn-Pijl naar links: | Home: naar het begin van een document scrollen. |
Fn-Pijl naar rechts: End: | naar het einde van een document scrollen. |
Command-Pijl omhoog: | Het invoegpunt naar het begin van een document verplaatsen. |
Command-Pijl omlaag: | Het invoegpunt naar het einde van een document verplaatsen. |
Command-Pijl naar links: | Het invoegpunt naar het begin van de huidige regel verplaatsen. |
Command-Pijl naar rechts: | Het invoegpunt naar het einde van de huidige regel verplaatsen. |
Option-Pijl naar links: | Het invoegpunt naar het begin van het vorige woord verplaatsen. |
Option-Pijl naar rechts: | Het invoegpunt naar het einde van het volgende woord verplaatsen. |
Shift-Command-Pijl omhoog: | De tekst tussen het invoegpunt en het begin van het document selecteren. |
Shift-Command-Pijl omlaag: | De tekst tussen het invoegpunt en het einde van het document selecteren. |
Shift-Command-Pijl naar links: | De tekst tussen het invoegpunt en het begin van de huidige regel selecteren. |
Shift-Command-Pijl naar rechts: | De tekst tussen het invoegpunt en het einde van de huidige regel selecteren. |
Shift-Pijl omhoog: | De tekstselectie uitbreiden naar het dichtstbijzijnde teken op dezelfde horizontale positie in de vorige regel. |
Shift-Pijl omlaag: | De tekstselectie uitbreiden naar het dichtstbijzijnde teken op dezelfde horizontale positie in de volgende regel. |
Shift-Pijl naar links: | De tekstselectie met één teken naar links uitbreiden. |
Shift-Pijl naar rechts: | De tekstselectie met één teken naar rechts uitbreiden. |
Option-Shift-Pijl omhoog: | De tekstselectie naar het begin van de huidige alinea uitbreiden, vervolgens naar het begin van de vorige alinea indien opnieuw ingedrukt. |
Option-Shift-Pijl omlaag: | De tekstselectie naar het einde van de huidige alinea uitbreiden, vervolgens naar het einde van de volgende alinea indien opnieuw ingedrukt. |
Option-Shift-Pijl naar links: | De tekstselectie naar het begin van het huidige woord uitbreiden, vervolgens naar het begin van het vorige woord indien opnieuw ingedrukt. |
Option-Shift-Pijl naar rechts: | De tekstselectie naar het einde van het huidige woord uitbreiden, vervolgens naar het einde van het volgende woord indien opnieuw ingedrukt. |
Control-A: | Naar het begin van een regel of alinea gaan. |
Control-E: | Naar het einde van een regel of alinea gaan. |
Control-F: | Voorwaarts wissen op toetsenborden zonder toets voor voorwaarts wissen. Of gebruik Control-D. |
Control-B: | Eén teken naar achteren verplaatsen. |
Control-L: | De cursor of selectie centreren in het zichtbare gedeelte. |
Control-P: | Eén regel omhoog verplaatsen. |
Control-N: | Eén regel omlaag verplaatsen. |
Control-O: | Een nieuwe regel na het invoegpunt invoeren. |
Control-T: | Het teken na het invoegpunt en het teken vóór het invoegpunt omwisselen. |
Command-Linker accolade ({): | Links uitlijnen. |
Command-Command-Rechter accolade (}): | Rechts uitlijnen. |
Shift-Command-Verticale streep (|): | Centreren. |
Option-Command-F: | Naar het zoekveld gaan. |
Option-Command-T: | Een knoppenbalk in een programma weergeven of verbergen. |
Option-Command-C: | Kopieer stijl: de opmaakinstellingen van het geselecteerde item naar het klembord kopiëren. |
Option-Command-V: | Plak stijl: de gekopieerde stijl op het geselecteerde item toepassen. |
Option-Shift-Command-V: | Plak en pas stijl aan: de stijl van de omliggende inhoud toepassen op het item dat erin wordt geplakt. |
Option-Command-I: | Het infovenster weergeven of verbergen. |
Shift-Command-P: | Pagina-instelling: een venster voor de selectie van documentinstellingen weergeven. |
Shift-Command-S: | Het dialoogvenster ‘Bewaar als’ weergeven of het huidige document kopiëren. |
Shift-Command-Minteken (-): | Het geselecteerde item verkleinen. |
Shift-Command-Plusteken (+): | Het geselecteerde item vergroten. Command-Gelijkteken (=) voert dezelfde functie uit. |
Shift-Command-Vraagteken (?): | Het Help-menu openen. |
Toetscombinaties voor toegankelijkheid
Option-Command-F5 | Toegankelijkheidsopties weergeven |
of driemaal drukken op Touch ID (sluimerknop) op ondersteunde modellen1 | |
Command-F5 of Fn-Command-F5 | VoiceOver in- of uitschakelen2 |
of Command ingedrukt houden en driemaal op Touch ID drukken op ondersteunde modellen1 | |
Control-Option-F8 of Fn-Control-Option-F8 | VoiceOver-hulpprogramma openen (indien VoiceOver is ingeschakeld)2 |
Option-Command-8 | Zoomen in- of uitschakelen3 |
Option-Command-plusteken (+) | Inzoomen3 |
Option-Command-minteken (-) | Uitzoomen3 |
Control-Option-Command-8 | Kleuren omkeren4 |
Control-Option-Command-komma (,) | Contrast verlagen |
Control-Option-Command-punt (.) | Contrast verhogen |